Aanleiding tot deze tekst zijn Raoul's vragen bij de Inleiding van Peregalli en Saggioro's boek over Bordiga in de jaren 1926 tot 1945. Raoul vraagt aandacht voor Bordiga's standpunten over de interne politiek van de Bolsjewiki. Daarbij stelt Raoul vast dat de bolsjewiki eerst de kampioenen waren van de slogan "Alle macht aan de Raden" en dat zij vervolgens de belangrijkste bewerkstelligers waren van de vernietiging van de radenmacht. Daarbij verwijst hij naar de "weigering te wachten tot het IIde Congres van de Sovjets een beslissing neemt over de machtsgreep en het voor het blok stellen van het Congres door het militair-revolutionaire comite van Petrograd, beheerst door de bolsjewiki". Andere argumenten hebben betrekking op de periode na de machtsgreep en kunnen hier terzijde gelaten worden. Het probleem is dat Trotsky reeds, in zijn Geschiedenis van de Russische Revolutie dit argument heeft weerlegd: de opstand moet, als de massa er rijp voor is, in het diepste geheim worden voorbereid. De vraag is echter wanneer is de massa rijp? Onderstaande tekst is een poging om het vraagstuk van de interne politiek van de bolsjewiki en hun apologie door Bordiga en de bordigisten in het bredere kader te stellen van de opvatting van de revolutie in permanentie. Tenslotte lijkt Raoul - zonder dit uitdrukkelijk te zeggen - zich af te vragen of Oktober 1917 een staatsgreep was. Wie deze vraag positief beantwoordt, zal echter wat meer moeite hebben met het proletarisch karakter dat Raoul toeschrijft aan Oktober 1917 en aan de bolsjewiki op dat moment.
Ik ben gaan twijfelen aan het proletarisch karakter van Oktober 1917 sinds een discussie in februari van dit jaar met een andere kameraad. Nadat ik het boek van Willy Huhn Trotzki - der gescheiterte Stalin (Karin Kramer Verlag, Berlin 1973) in handen kreeg (met daarin opgenomen Paul Mattick's Bolschwismus und Stalinismus) werd mijn twijfel sterker en sterker. Ik hoop binnenkort de kans te krijgen om Huhn's werk te onderwerpen aan een analyse zoals ik die hier in enkele stellingen voorstel.
Alfredo, Geneve 17 juli 1999.
Om te weten of Oktober 1917 een revolutie is geweest (en van welke soort, en geslaagd of gefaald?) moeten we eerst vaststellen wat we verstaan onder een revolutie. De burgerlijke media gebruiken het begrip revolutie voor allerlei vormen van machtswisseling waarbij de ene uitbuitende kliek de andere opvolgt. Daarmee is het verschil tussen revolutie en staatsgreep verdwenen. Voor het begrip van de komende taken van de arbeidersklasse is echter het verschil tussen staatsgreep en revolutie van wezenlijk belang. Elke revolutie in de marxistische betekenis van de term - dus zowel de burgerlijke als de proletarische revolutie - wordt gekenmerkt door het grijpen van de politieke macht door de klasse die een nieuwe, een vooruitstrevende productiewijze in zich draagt.
In de burgerlijke revolutie veroverde de bourgeoisie de staatsmacht om de feodale belemmeringen voor een verdere ontwikkeling van de kapitalistische productiewijze op te ruimen. In de 20ste eeuw zijn de kapitalistische productieverhoudingen een belemmering geworden voor een verdere ontwikkeling van de productiekrachten. Alle revolutionairen zagen in het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog een duidelijk teken dat de vervalperiode van het kapitalisme en dus de periode van de proletarische wereldrevolutie was begonnen. De verschillen tussen de burgerlijke revoluties en de proletarische wereldrevolutie waren echter niet meteen duidelijk. De linkerzijdes binnen de Sociaal-Democratische Tweede Internationale benadrukten in hun strijd tegen het reformisme van Bernstein en het centrisme van Kautsky de lessen van de Parijse Commune, het toenmalige hoogtepunt van proletarische strijd: het revolutionaire proletariaat verovert niet de burgerlijke staat maar het vestigt de dictatuur van het proletariaat door zijn eigen proletarische massaorganisatievormen en het vernietigt de burgerlijke staat.
De massa-acties van het proletariaat in het Tsaristische Rusland van 1905 bevestigden de nieuwe massa-organisatievormen van het proletariaat, de arbeidersraden. Toen na de radenbewegingen in Rusland 1917 en in Duitsland 1919 de Communistische Derde Internationale werd opgericht, waren de implicaties van de nieuwe strijdwijze voor de proletarische taktiek nog nauwelijks duidelijk. De lessen die de kommunistische linkerzijdes hebben getrokken uit Oktober 1917 en wat erop volgde, zijn zeer divers.
In het licht van de definitie van het begrip "revolutie" (zie stelling 1) zijn echter zowel de lessen van de radenkommunisten als die van de bordigisten onaanvaardbaar.
Anton Pannekoek spreekt in zijn radenkommunistische periode van Oktober 1917 als een bureacratische revolutie, Paul Mattick van een fascistische, staatskapitalistische revolutie. Bureaucratisering, fascisme en staatskapitalisme zijn echter geen uitingen van een progressieve productiewijze maar van het verval van het kapitalisme. Mattick handhaaft in veranderde vorm het begrip van de KAPD van het verval van het kapitalisme en geeft toe dat fascisme en staatskapitalisme tendenzen zijn van een neergaande kapitalistische productiewijze. Pannekoek heeft echter nooit iets willen weten van welke economische crisistheorie dan ook. Het is dan ook niet toevallig dat Pannekoek's volgelingen, zoals Cajo Brendel, het standpunt hebben verdedigd dat allerlei nationale "bevrijdings"-bewegingen progressief van aard zouden zijn. Over het algemeen verwerpen de radenkommunisten de rol van de bolsjewiki als Îburgerlijk' van begin af aan. Daarbij gaan ze meestal voorbij aan de proletarisch internationalistische houding van de boljewiki in de Eerste Wereldoorlog en laten ze het bij een belerende analyse achteraf met veronachtzaming van de toenmalige discussies en het niveau van kennis in het internationale revolutionaire milieu.
Bordiga heeft waarschijnlijk in de periode dat hij zich onder Mussolini in huisarrest bevond - en zeker daarna, toen hij de rol van Îhistorisch leider' weer op zich nam als hoofd van de in 1943 opgerichte Internationale Kommunistische Partij (die voorbijging aan het werk van de Italiaanse Linkerzijde in ballingschap) - een soortgelijke stelling verdedigd als de radenkommunisten, namelijk die van het dubbele karakter van de revolutie in Rusland: proletarisch én burgerlijk. Bordiga benadrukt in zijn idee van de revolutie in permanentie de opvattingen van de rol van het proletariaat in burgerlijke revoluties, zoals die - volgens hem - vastliggen sinds de standpunten van Marx en Engels in de Duitse Revolutie van 1848. Het voorbijgaan aan de ontwikkeling van de revolutionaire praktijk, hebben Bordiga en de bordigisten gebracht tot een apologetische verdediging van de Jacobinistische houding van de Bolsjewiki. Het meest stuitende daarbij is dat Bordiga na twee decennia isolement Trotzky's aanvallen van de jaren twintig op het 'Luxemburgisme' van de Duitse communisten klakkeloos overneemt in zijn bestrijding van alles wat maar lijkt op een uiting van de Duits-Hollandse Linkerzijde (zie Voetnoot 1).
De discussie tussen de Italiaanse en de Duits-Hollandse Linkerzijde over dit vraagstuk heeft zich nauwelijks ontwikkeld. In de periode na de Tweede Wereldoorlog leidden de IKP en de restanten van de Duits-Hollandse Linkerzijde al snel een bestaan in de marge, totaal geïsoleerd van elkaar. Er bestonden enige sporadische contacten tussen de Communistenbond ÎSpartacus' (Nederland) en Internationalisme dat in België het werk voorzette van de Italiaanse Linkerzijde in ballingschap, die in tegenstelling tot de geisoleerde Bordiga de Hollands-Duitse Linkerzijde goed kende. De pogingen van de in 1978 opgerichte Internationale Kommunistische Stroming op dit vlak hebben zich voonamelijk beperkt tot het herhalen van fundamentele stellingen van Internationalisme en het polemisch bestrijden van de meest absurde consequenties van het standpunt van een Îdubbele', Îstaatskapitalistische' of een Îbureaucratische' revolutie (zie boven en verder stelling 3). In het volgende wordt in enkele stellingen een poging ondernomen tot een meer omvattende benadering van Oktober 1917.
Voetnoot 1